1. membrana thyreohyoidica
2. ligamentum thyreohyoidicum medianum
3. incisura laryngica
4. cartilago thyreoides (schildkraakbeen)
5. ligamentum cricothyreoidicum medianum
6. conus elasticus
7. cartilago cricoides (ringkraakbeen)
8. trachea (luchtpijp)
9. os hyoides (tongbeen)
10. ligamentum thyreohyoidicum laterale
11. cornu superius (bovenste hoorn) van schildkraakbeen
12. bovenste larynxzenuw en -arterie
13. linea obliqua (schuine lijn)
14. musculi cricothyreoidici
15. cornu inferius (onderste hoorn) van schildkraakbeen
16. cricothyreoïdverbinding

Het strottenhoofd is normaal gesproken – ook als we niet zingen – een bewegelijk instrument.

* Het kan stijgen en dit gebeurt wanneer we slikken.
* Het kan dalen en dit gebeurt wanneer we gapen.
* Het thyroid (schildkraakbeen) kan voorwaarts kantelen – dit gebeurt wanneer we jammeren/huilen of zangerig spreken.
* Het cricoid (het ringkraakbeen) kan achterwaarts kantelen – dit gebeurt wanneer we roepen.

Dit alles heeft effect op de klank namelijk:

* Wanneer de supra-hyoide spieren (de spieren boven het tongbeen) hun werk doen, stijgt de larynx en wordt de klankruimte boven de stemplooien korter. Dit resulteert in een klank met meer treble.
* Wanneer de infra-hyoide spieren (de spieren onder het tongbeen) hun werk doen daalt de larynx en wordt de klankruimte boven de stemplooien langer. Dit resulteert in een klank met meer bas.
* Wanneer de crico-thyriod-spieren (schildkraakbeen-ringkraakbeenspieren) hun werk doen, kantelt het thyroid (schildkraakbeen) voorwaarts. Hierdoor verlengt de stemplooi en wordt hij dunner en strakker. Dit resulteert in een zachter geluid.
* Wanneer de crico-pharyngeus (de ringkraakbeen-keelspier) zijn werk doet, kantelt het cricoid (ringkraakbeen) achterwaarts. Dit resulteert in kortere dikkere stemplooien en een luider geluid.

Generaliserend en zonder enkele vorm van nuancering zou je kunnen zeggen: Hoe hoger de toon, hoe hoger het strottenhoofd en hoe lager de toon hoe lager het strottenhoofd. Hoewel de meeste mensen als uitgangspunt spreken met het strottenhoofd vanuit de middenpositie, zijn het onder andere de uitschieters naar het hogere en lagere register die de spreekstem zijn bewegelijkheid en zijn muzikaliteit geven. Juist die combinatie van onder andere hoogte –en laagteverschillen maakt het aangenaam om naar iemand te luisteren. We maken daarbij overigens niet alleen hoogteverschillen maar ook klankkleur – en volumeverschillen. Ook deze geven de stem zijn rijkdom.

Bij dit filmpje zie je hoe het er van binnen uitziet tijdens ademhalen en zingen: